dreint in de kop de twijfel
(over zoveel schouders al geworpen)
waarin besloten: dralende lelies
aan te lange wortels
vijf keer, tien keer, vijftien maal
boven water sjorren
boot bijna omgeslagen en nog
altijd wortelloos, afgebroken
elke haal, ruk, sjor
een nieuw begin en
geen oorsprong die zich
prijs wil geven
weten dat daar in de diepte
zich iets verborgen houdt
dat niet te kisten is,
zich niet herplanten laat
geen vijver immers volstaat
voor zoveel schoons:
stromen moet het water
dat eenvoud zinvol voedt